De laatste jaren nestelt zich de opvatting binnen de Jeugdzorg dat uithuisgeplaatste kinderen en jongeren niet in instellingen geplaatst moeten worden, maar in gezinnen. En dan wel in gezinnen die wat aankunnen. Gezinnen waarin het gewone leven hand in hand gaat met professionaliteit en vastberadenheid. We noemen dat “Inhuisplaatsen”.
Die opvatting heeft zich onder andere genesteld in artikel 2.3.6 van de Jeugdwet en leidt tot steeds meer gezinsplaatsingen en ombouw van residentiële capaciteit. “Van het één komt het ander”, placht mijn vader vroeger te zeggen. Als boer wist hij dat je moet meebewegen met de natuur, oog moet hebben voor wat aan de tijd is. De ombouw van residentiële zorg naar Inhuisplaatsen houdt niet op bij de realisatie van meer gezinshuizen. Een nieuw opmerkelijk item is een “community“. In zijn simpelste omschrijving is een community een groep mensen die met elkaar verbonden zijn met een gemeenschappelijk idee en eventueel een sleutelfiguur of leider.
De verzwaring van de doelgroepen in gezinshuizen lijkt de vraag om lokale netwerken/community ’s te versterken. Enerzijds wordt dit gedreven vanuit inhoud (stabiliteit en variatie in het aanbod), anderzijds vanuit risicospreiding (kijkende vanuit een ondernemersbril). De complexere doelgroep heeft een betrouwbare “hele” omgeving nodig. “Heel” in de betekenis van samenhangend, veilig en betrouwbaar. Dat kan alleen wanneer mensen het samen doen, samen vorm geven.
Een community bestaat bij de gratie van het vermogen van de deelnemers om echt mee te doen en de ruimte die ze daarvoor gegund is. Het is niet zozeer de community als vorm die helend werkt, maar de energie van mensen die vastberaden samenwerken. Dat voel je, ook als je beschadigd bent.
De ontwikkelingen binnen de Jeugdzorg voeren ons naar het oerthema van samenwerken en samenleven. Jeugdzorg is niet zozeer het domein van arbeid en behandelen, maar van samenleven.
Van het één komt het ander..