De laatste tijd wordt regelmatig de vraag gesteld of gezinshuizen eigenlijk wel organisaties zijn. Het zijn immers gezinnen met een bijzondere missie… Kun je dan wel spreken van ondernemerschap?
Sommige zorgaanbieders hebben op basis daarvan een soort gemankeerde houding t.o.v. gezinshuizen. Gezinshuisouders doen volgens hen goed tot uitstekend werk, oogsten lof, zijn bij tijd en wijle enorm eigenwijs en vasthoudend, behoeven ondersteuning en voegen zich slecht in de organisatiegewoontes. Ik zie in die brij soms een paternalistische houding ontstaan. “Hoe serieus moeten we ze als organisatie nemen?” is een vraag die me letterlijk wel eens wordt gesteld. Daar valt wel een duidelijk antwoord op te geven.
Ik denk dat gezinshuizen bij uitstek organisaties zijn. Volgens Wikipedia is een organisatie “een doelgerichte samenbundeling van kennis, vaardigheden en kracht tussen drie of meer personen die primair middelen en activiteiten aanwendt om te voorzien in de behoefte aan producten en/of diensten in haar omgeving. Het is opgebouwd uit de complementaire begrippen taakverdeling en coördinatie.” Gezinshuizen passen 100% in deze omschrijving.
Het wordt steeds duidelijker dat organisaties er in de toekomst anders uit zullen zien dan we nu gewend zijn. Dat heeft vooral betrekking op de verhouding tussen baas en ondergeschikten, maar ook op de verhoudingen tussen medewerkers, eigenaars, klanten en toeleveranciers.
Mensen voelen zich steeds gelijkwaardiger aan elkaar. We accepteren het daardoor steeds minder dat anderen macht over ons uitoefenen. Het belang van samenwerken wordt steeds duidelijker. Daarbinnen is het de kunst om oog te hebben voor individuele kwaliteiten op basis waarvan taken, coördinatie en verantwoordelijkheden ingevuld kunnen worden.
Bovenstaande gaat ook op voor zelfstandig ondernemende gezinshuizen. Gezinshuizen zijn bij uitstek sociale organismen, met verwevenheden tussen veel mensen en organisaties. Gezinshuisouders zijn als geen ander bekwaam in het organiseren van wederkerigheid. Voor complex getraumatiseerde kinderen is zo’n web van verwevenheid en wederkerigheid een ultieme springplank naar een eigen perspectief. Verwevenheid en wederkerigheid zijn niet bepaald de meest bekende organisatieprincipes.
Maar, dat gaat veranderen. Organisaties kunnen steeds slechter van buitenaf/bovenaf aangestuurd worden. Gezinshuizen functioneren bij de gratie van het zelforganiserend vermogen van gezinshuisouders. De praktijken van gezinshuizen hebben een olievlekwerking. Dat horen we (van gezinshuisouders zelf, maar ook van wethouders, maatschappelijke organisaties en de overbuurman) en we zien het (aan telkens opnieuw, innovatieve en soms tegendraadse oplossingen voor ingewikkelde problemen die op het pad van gezinshuisouders komen).
Onze gezinshuizen oogsten lof; en dat is terecht. Ze hebben impliciet en soms expliciet een maatschappelijke doelstelling geadopteerd; ieder kind en jongere een veilig thuis. Het gezamenlijke bewustzijn van deze adoptie zal iedere individuele praktijk sterker maken.
Dat noem ik nog eens organiseren!