Een ontwikkelend zorglandschap

Een ontwikkelend zorglandschap

Gisteren ontmoette ik staatssecretaris Martin Van Rijn. Hij bezocht ‘Hart voor de Zaak’ in Bergambacht, één van onze franchise-gezinshuizen. Gezinshuisouders wonen er samen met hun drie kinderen en nog eens vijf jongeren met complex trauma. Jeugdformaat plaatste deze jongeren in het gezinshuis. Samen met o.a. de lokale wethouder, beleidsambtenaar van VWS en een manager van Jeugdformaat, schoof ik aan bij het keukentafelgesprek.

Aan de hand van enkele foto’s vertelde Herma Slingerland (gezinshuisouder) het levensverhaal van één van de geplaatste jongeren. Een aangrijpend verhaal. Wéér een aangrijpend verhaal, zoals dat geldt voor alle kinderen jongeren in gezinshuizen. Over hoe jeugdzorg, in al haar varianten en veranderingen, heeft ingegrepen in het leven van dit 14-jarige meisje.

Vervolgens ontstond een gesprek over de thema’s die in de dagelijkse praktijk van jeugdzorg ontstaan door de transitie van de Jeugdzorg. De kern ervan heb ik hieronder samengevat.

  • Uit het verhaal van het meisje klonk het belang van continuïteit. Zij wil heel graag tot aan haar volwassenheid in dit gezinshuis blijven wonen (en heeft daar zeker baat bij). Gemeenten beloven nog geen continuïteit bij kinderen en jongeren die noodgedwongen niet thuis kunnen wonen. Dat heeft alles te maken met budgettaire afwegingen. Van Rijn was duidelijk; de Jeugdwet biedt volgens hem ruimte om continuïteit van zorg te waarborgen. De bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid ligt daarvoor bij de gemeente.
  • In de Jeugdwet is een artikel (2.3.6) opgenomen dat inhuisplaatsen borgt. Op het moment wonen nog ruim 15.000 jongeren in de residentiële zorg. Is dat legitiem? De staatssecretaris verwees naar het voortdurende gesprek wat gevoerd wordt met de gemeenten over het veranderende zorglandschap. Zijn voorlopige aanname is dat zo’n 30% van de huidige plaatsingen in de residentiële zorg in aanmerking komt voor plaatsingen in gezinsvormen. Ik heb bevestigd dat voor zeker 5.000 kinderen en jongeren plaatsing in een gezinshuis een beter alternatief is.
  • We spraken ook over het verschil tussen pleeggezinnen en gezinshuizen (complexiteit van problematiek, vereiste opleiding, deskundigheid, regievoering, selectiecriteria e.d.). De staatssecretaris beaamde dat de transitie voor een deel de-institutionalisering beoogt en daarmee meer lokaal kleinschalig ondernemerschap vraagt. Voor dat deel kunnen gemeenten onderzoeken hoe de voorwaarden te verbeteren.
  • Het levensverhaal van het meisje maakte goed zichtbaar hoe belangrijk maatwerk is. Dat heeft de staatssecretaris goed op het netvlies. De uniforme praktijk van de jeugdzorg transformeert naar maatwerk en diversiteit. Dat geeft professionals, zoals gezinshuisouders, organisatievermogen en –ruimte.

Tijdens dit keukentafelgesprek ontvouwde zich als het ware het nieuwe landschap van de zorg voor jeugd: duurzaam, ingebed, op maat en gebaseerd op vakmanschap.  Ik ontmoette een staatssecretaris die goed weet dat er nogal wat water door de Rijn moet alvorens dat nieuwe landschap er is. Hij lijkt zich daardoor niet te laten ontmoedigen. Ik zag hem in het gesprek de beweging opzoeken en mogelijkheden verkennen. Hij was geïnteresseerd en weet waar hij het over heeft.

Toen ik na afloop van het gesprek Van Rijn de hand schudde, moest ik denken aan betekenis van de naam van de rivier de Rijn. Het komt waarschijnlijk van het Indo-Europese ‘rei’ dat ‘stromen’ betekent. Zag ik iets van stromend leiderschap?

By |2015-06-23T15:22:26+01:00dinsdag 23 juni 2015|blog|